Letselschade
Vastgelopen letselschade onderhandelingen lenen zich bij uitstek voor oplossing via mediation. Het slachtoffer krijgt alle ruimte voor zijn/haar verhaal. De verzekeraar en het slachtoffer zitten om de tafel met de intentie om het op te lossen.
De heer X (32 jaar) raakte als bijrijder op een motor door een verkeersongeval ernstig gewond. Hij moest zijn rechter onderbeen missen. X had 8 jaar voor het ongeval een ICT bedrijf opgericht dat in die jaren een sterke omzet- en winstgroei had meegemaakt. X was na het ongeval acht maanden uitgeschakeld. In die periode werd het werk door een vervanger gedaan. Na die periode kon hij niet meer aan de slag zoals voorheen. Hij werkte niet meer de 75 uur per week, die hij gewend was, maar 35 uur.
Tijdens de afwezigheid van X was de omzet en winst van het ICT bedrijf ongeveer gelijk gebleven. Na zijn terugkeer daalde de omzet en winst ook niet. De WAM verzekeraar van de motorrijder erkende aansprakelijkheid maar stelde dat de verdiencapaciteit van X voor en na het ongeval kennelijk gelijk was en zag geen schade wegens verminderd arbeidsvermogen. Hij werkte minder uren dan voorheen, maar verdiende hetzelfde.
X zag dat anders: door het ongeval was hem de mogelijkheid ontnomen om het ICT bedrijf verder te laten groeien. Op basis van de geprognotiseerde omzet en winst zonder ongeval kwam hij met een miljoenenclaim. De schadeafwikkeling had 6 jaar geduurd en er werd maar geen overeenstemming bereikt.
Tijdens mediation (twee sessies van een dag) bereikten de partijen een finale oplossing. De verzekeraar betaalde een substantieel bedrag dat altijd nog lager was dan de berekening, die X aan zijn claim ten grondslag had gelegd. X was tevreden met het resultaat.
Nadat de 19-jarige Z een scooter ongeval had gehad werd hij geopereerd in het ziekenhuis te B. Na de operatie trad een complicatie op. Z hield daar blijvend voet letsel aan over. De behandelende artsen meenden dat zij hieraan niets hadden kunnen doen. Het was een complicatie, die iedereen had kunnen overkomen. Volgens Z was weldegelijk de zorg tekortgeschoten. Als hij na de operatie beter in de gaten was gehouden has de complicatie eerder opgemerkt en verholpen.. Na jaren werd hij door de rechter in het gelijk gesteld.
Al die jaren was hij zo bezig geweest met dit trauma dat hij niet in staat was geweest een opleiding te volgen en zich een behoorlijk inkomen te verwerven. De verzekeraar van het ziekenhuis had naar zijn idee zijn leven kapot gemaakt. Het viel Z dan ook zwaar om te accepteren dat het ziekenhuis en de verzekeraar hem niet de zeer substantiële zou moeten betalen, dat hij in zijn hoofd had. Het ziekenhuis en de verzekeraar anderszins vonden het moeilijk om een hoge schade vergoeding te betalen. Het letsel van Z rechtvaardigde in vergelijking met de vergoedingen bij soortgelijk letsel niet een hele hoge schade vergoeding.
Dit was een van de lastigste mediations, die ik heb mogen doen. Gelukkig werd na enkele maanden (uitzondering dat het zo lang duurt!) een oplossing bereikt. De partijen overwogen hun goede en kade kansen als de rechter de schade zou moeten begroten. De verzekeraar betaalde mede namens het ziekenhuis een fors (volgens de verzekeraar te fors) bedrag. De benadeelde vond het te weinig. De partijen waren dus niet blij, maar wel opgelucht en tevreden dat er een oplossing was bereikt.
Mw. Y onderging een op zich zelf onschuldige knie operatie. Nadien klaagde zij over zenuwuitval. Dat bleek blijvend te zijn. Was dit een complicatie van de ingreep of een medische fout? Volgens het ziekenhuis, de orthopedisch chirurg en de verzekeraar en de door hen geraadpleegde deskundigen was het een ongelukkige complicatie. De via de advocaat van Mw. Y ingeschakelde medisch deskundigen zagen een operatie fout als de oorzaak. Omdat de deskundigen elkaar tegenspraken was een procedure bij de rechtbank noodzakelijk. Deze benoemde eigen deskundigen. Op grond van diens oordeel achtte de rechtbank de chirurg en het ziekenhuis aansprakelijk voor de schade van Mw. Y.
Toen begon -inmiddels acht jaar na de ingreep- de discussie over de hoogte van de schade. Ook daarover werd weer geprocedeerd. Tijdens de mondelinge behandeling door rechter in hoger beroep kwamen de partijen er onderling niet uit. Dit was het moment voor een finale besliss9imng door de rechter of mediation. Zij kozen voor mediation met de gedachte dat bij mislukken van de mediation altijd nog het oordeel van de rechter kon worden gevraagd.
Na een lange dag mediaten werd volledige overeenstemming bereikt over de hoogte van de door de verzekeraar te betalen schadevergoeding. De schade werd -12 jaar na de ingreep!- afgewikkeld.
De heer P werkte zwart 's nachts in de haven, waar hij de binnenkant van ketels schoonmaakte. Hij moest daartoe met een looplamp in de ketel afdalen via een ladder. Op enig moment is hij naar eigen zeggen gevallen en op de bodem terecht gekomen. Als gevolg van een blackout kon hij zich niet herinneren hoe het was gebeurd. Hij wist ook niet of hij zelf uit de ketel was geklauterd of dat collega's hem eruit hadden geholpen. Zijn collega's werkten ook zwart via dezelfde uitlener. Zij waren niet bereid geweest om verklaringen af te leggen.
Een jaar na het ongeval (hij was deels arbeidsongeschikt geraakt) sprak P via een advocaat de inlener aan tot vergoeding van zijn schade.
Het inlenende bedrijf en diens verzekeraar erkenden geen aansprakelijkheid omdat de toedracht niet was komen vast te staan. Er was geen concreet bewijs van het bedrijfsongeval. P had zich even goed misschien verstapt en was gevallen buiten het werk, zo stelde men.
In de mediation was de gezamenlijke conclusie dat hoogstschijnlijk in een procedure niet zou komen vast te staan wat de oorzaak van het letsel en de arbeidsongeschiktheid van P was. Enig risico was er voor de inlener en diens aansprakelijkheidsverzekeraar echter wel. Om die reden was men wel bereid om "iets te doen".
P had na het ongeval geld geleend bij familieleden. Het niet kunnen terugbetalen daarvan had geleid tot problemen met zijn familie. Uiteindelijk werd na onderhandelingen overeenstemming bereikt over een aan P te betalen bedrag, waarmee hij zijn schuld aan de familie kon terugbetalen en een bedrag over hield om een eigen winkel te beginnen. De mediation eindigde met het tekenen van een vaststellingsovereenkomst.
Omdat een natuurlijke bevalling in een ziekenhuis dreigde mis te gaan besloten de behandelende artsen tot een spoed keizersnee. Maar Mw. Z. verloor het bewustzijn na toediening van lokale anesthesie en kreeg een hartstilstand. Zij werd gereanimeerd, geopereerd (keizersnee) en kreeg een gezonde dochter. Maar achteraf bleek zij door tijdelijk zuurstofgebrek blijvend hersenletsel te hebben opgelopen.
De behandelende artsen betreurden zeer wat zij zagen als een tragische complicatie. De met hulp van haar belangenbehartiger ingeschakelde medisch adviseur zag het anders, maar overtuigde het ziekenhuis, de behandelaars en de verzekeraar niet.
Er werd een procedure gevoerd over de aansprakelijkheidsvraag. De rechtbank schakelde eigen medisch deskundigen in. Die kwamen er ook niet uit, maar concluderen wel dat de behandelaars hadden besloten tot een operatie met extra spoed, terwijl een minder spoedoperatie ook mogelijk was geweest. Door die extra spoedoperatie was er minder tijd om gebruikelijke tests vooraf te doen. De rechtbank achtte uiteindelijk de behandelaars in het ziekenhuis aansprakelijk. Mw. Z ( die, omdat zij door haar letsel niet goed voor zichzelf kon opkomen, werd vertegenwoordigd door haar man) en de verzekeraar konden het niet eens worden over de omvang van de schade. De verzekeraar betwijfelde of de verdiencapaciteit van Mw. Z zonder ongeval zo hoog zou zijn geweest als werd beweerd.
In de mediation die een hele dag in beslag nam bereikten partijen overeenstemming. Bijzonder aan deze mediation was dat de vrouw van Pakistaanse afkomst was, die enkel Urdu sprak. Daarom was tijdens de mediation bijstand van een tolk Urdu nodig. Dez heeft ook geholpen bij de multiculturele aspecten, zoals of de mediator haar een hand kon geven, haar kon aankijken, et cetera.
K overkwam op 19-jarige leeftijd een ernstig bedrijfsongeval: tijdens zijn werk als loods medewerker viel een pallet met zware spullen van de hoogste stelling boven op hem. Hij hield er een lage dwarslaesie aan over (verlamd vanaf zijn middel).
De verzekeraar van de werkgever erkende aansprakelijkheid en probeerde door een proactieve schaderegeling K te helpen om zijn leven aan te passen. Gezien de ernst van het letsel waren daar enkele jaren voor nodig. Er werd gezocht naar een passende woning op de begane grond. Toen die niet kon worden gevonden stemde de verzekeraar in met K's voorstel tot nieuwbouw. K mocht ook een nieuwe aangepaste auto aanschaffen. Toch ontstonden bij de finale regeling na een aantal jaren problemen met de schade afwikkeling. Er bleek een misverstand te zijn geweest of het voor de nieuwbouw woning beschikbaar gestelde bedrag ook tuinaanleg en toegangspad omvatte. Er ontstond discussie over de noodzaak van een tweede auto voor de echtgenote van K met wie hij inmiddels twee kinderen had. Belangrijkste verschil van mening betrof de vraag wat het inkomen van K zonder ongeval zou zijn geweest en of hij nu nog inkomen kon verwerven.
De mediation nam twee dagen in beslag (met twee weken ertussen). Aan het eind van de eerste dag werd overeenstemming bereikt over de verschenen schade. De tweede dag leidde tot overeenstemming over het verlies aan arbeidsvermogen. Partijen bereikten tijdens de mediation volledige overeenstemming over finale afwikkeling.